Op maandag vraagt onze hulp of ze op woensdag eerder kan komen en ook
eerder weg mag. Ze heeft die dag namelijk een naamgevingsplechtigheid van een ver familielid, een klein meisje van 3 weken, op een uurtje rijden vanaf
hier.
Geen probleem natuurlijk, maar ik ben wel heel benieuwd wat dat nou
precies inhoudt, zo’n name giving
ceremony. L. vertelt het een en ander en vraagt vervolgens “Waarom ga je
niet mee?”. Nou, uh, waaróm niet? Ten eerste ben ik niet uitgenodigd. En ten
tweede ken ik deze mensen helemaal niet. Is dat geen probleem? “Natuurlijk
niet, laat me morgen maar weten of je mee gaat”.
Het is het eerste dat ze me de volgende dag vraagt. En ja, natuurlijk
ga ik mee! Maar wat moet ik aan? En wat breng ik mee? Goh, wat kunnen wij het
toch allemaal ingewikkeld maken. Ik ben gewoon welkom, verder mag alles en
hoeft niets.
We spreken af dat ik rond 12.30 uur word opgepikt. We gaan met zijn
6-en: L., haar dochter en 2 kleinkinderen en een bekende van haar die ons brengt.
Natuurlijk zit ik om 12.30 klaar, je bent Nederlandse of niet. Om 14.30 uur arriveert
de auto….
We rijden naar een klein dorp ergens buiten Bangalore. Onderweg krijg
ik nog even wat mooie bloemen in mijn haar. Als we aankomen is de ceremonie
allang achter de rug is. Shoot! Het was zo leuk geweest om dat eens mee te
maken. Maar we worden vriendelijk binnen gehaald, ik krijg de baby even in mijn
armen (mijn hemel, die van mij waren bij hun geboorte minstens een keer zo
zwaar) en we schuiven aan bij de maaltijd. De mensen daar spreken geen Engels.
En ik geen Kanada, de plaatselijke taal. Maar er wordt vriendelijk heen en weer
gelachen, ik krijg als enige een flesje Pepsi en een flesje water (de anderen
drinken water uit een ketel) en de vraag of ik bestek wil. Neu, als iedereen met de
hand eet, doe ik dat ook. Nou kan ik dat best wel met wat chapati of roti, maar
met alleen rijst en saus is het wel wat lastiger. Maar ik doe mijn best, lach
vriendelijk en vast ook een beetje schaapachtig en het gaat eigenlijk prima.
Ik paste daar natuurlijk niet echt tussen. We hebben weinig raakvlakken,
deze mensen en ik. Onze levens lijken in de verste verte niet op elkaar en we
spreken elkaars taal niet. Maar het gekke is, ik heb me geen moment
ongemakkelijk gevoeld. Niet toen een stuk of wat vrouwen me openlijk stond te
bekijken. Niet toen ik merkte dat er over mij werd gepraat en ik er niets van
kon verstaan. Niet toen ik het eten op een palmblad kreeg en ik van de helft
niet eens wist wat het was. Want ik was welkom.
Dat is wat ik zo vaak ben tegen gekomen in het buitenland en wat ik zo geweldig vind: Ga maar mee, kom er maar bij, eet met ons mee. Je bent
welkom.