dinsdag 29 oktober 2013

Veiligheid boven alles

Afgelopen zondag liep echtgenoot A. even een straatje om (ik ben namelijk bijna jarig J) en bij een kraampje verderop in de straat zag hij een auto staan. Met 2 kinderzitjes erin. Hij dacht meteen “dat kan niet anders dan de auto van buitenlanders zijn” en jawel, iets verderop stonden de Fransen, die die ochtend bij ons in het zwembad hadden gelegen.

Autozitjes in India. Ook wij hebben braaf de stoelverhoger voor onze jongste van 7 mee uit Nederland genomen. Want veiligheid boven alles, toch?

Hier zitten kinderen gewoon los in de auto. Achterin de auto, voorin de auto, ik heb ze zelfs in de kofferbak gezien! Geweldig natuurlijk voor die kids, met zijn 2-en naast elkaar, kofferbak open, wind door de haren. In Nederland zou die taxichauffeur zijn vergunning binnen 5 minuten kwijt zijn.

En dan die fietshelmpjes, die je steeds meer ziet in Nederland. Wij hebben ze nooit gehad, maar heb wel de artikelen gelezen over hoeveel hersenletsel je ermee kunt voorkomen. Fietshelmpjes? Hier zitten de kinderen, ook baby’s, met hun ouders op de motor. Met zijn 4-en of 5-en, lekker dicht tegen elkaar aan. Geen helm te zien.

Over stopcontactbeveiliging, fornuisrekjes en veiligheidshaakjes voor de keukenkastjes ga ik het maar niet hebben.

Waar ik het echt benauwd van krijg zijn bouwplaatsen en drukke wegen. Bouwplaatsen, waar de bouwvakkers zonder enige vorm van bescherming aan het werk zijn. Zonder zekering op meters hoogte aan het werk. Zonder helm, oor- en oogbescherming. Zonder schoenen met stalen neuzen. Vorige week zag ik er één heel fanatiek in de weer met een betonboor. Tussen zijn voeten. Die alleen in teenslippers gestoken waren. Eén keer uitschieten met die boor en weg tenen.

En dan al die kleine kindertjes, die langs de drukke straten spelen. Op centimeters afstand van motoren, bussen en vrachtauto’s. Zoef zoef zoef. Niemand die ook maar op of om kijkt. En ik met een bonzend hart in de auto, mezelf afvragend of dat wel goed gaat. Wat het vast niet altijd doet.

Ben zo benieuwd hoe ik straks, na jaren India, weer ga reageren op de Nederlandse “arbowet” cultuur. Zal het een verademing zijn? Of word ik, heel misschien, zelf ook wel een beetje losser? 

donderdag 24 oktober 2013

Massage

Stress. Waarin uit zich dat bij jullie? Bij mij in heel hoog opgetrokken schouders, een stijve nek en een vastzittende bovenrug. Dus dáár zit alle stress van de afgelopen maanden, het vermaakt zich prima  en is niet van plan te vertrekken.

Ha! Dat dacht ik dus wel. Ons hotel hier heeft een heerlijke Spa, wisten de jongens mij te vertellen na een ontdekkingsrondje door het pand. En vandaag liet ik de masseuse maar eens los op die hardnekkige stress knopen. Maar om nou te zeggen dat het lekker was, die massage…..

Eerlijk is eerlijk, als ze bezig was met mijn benen, armen of onderrug wel. Maar daar kwam ik natuurlijk niet voor. Voor de rest deed het gewoon pijn. Mán! Wat een kracht had die vrouw in haar handen! Als ze bezig was met mijn nek en schouders verging ik zowat. “Still okay, ma’am?” Ik kreunde maar wat en door ging ze. Want klagen dat het te pijn doet is natuurlijk niet handig, dan gaan die knopen nooit weg. “A bit tense, isn’t it?” probeerde ik nog vriendelijk. “Fúll of knots” was het antwoord en daar ging ze weer.

Ik ben blij dat ik ooit zwangerschapsyoga heb gedaan. “Ádem naar die pijn”. Jaja. Maar stiekem hielp het wel (zoals het ook in de tandartsstoel werkt heb ik jaren geleden gemerkt). Lekker in een lome halfslaap wegzakken ging echt niet, ik moest me wapenen voor de volgende rol, duw, trek en er heel diep naar toe ademen. Het liefst had ik me schrap gezet, maar toen ik dat 1 keer probeerde hoorde ik meteen “Relax, ma’am”. Okay. Jij bent de baas.

Aan het eind vroeg ze nog heel lief of ik stress had (wat een betere reactie was dan die van de masseur in dat grote sauna complex in Bleiswijk bijna een jaar geleden. Die begon te lachen toen hij mijn rug voelde en zei “Zooooooo, wat voor werk doe jij?”…).

Na een stoombadje en een douche ben ik nu helemaal rozig en ontspannen. Kom maar op, wereld! Echtgenoot A. moet morgenavond mijn blauwe plekken maar even tellen…


maandag 21 oktober 2013

Even een brief posten

Er moet een brief de deur uit. Een echte brief. Ben er achter gekomen dat er anno 2013 nog steeds abonnementen zijn die je niet per e-mail kunt opzeggen.

Maar dan? Hoe werkt dat hier? Waar zit een officieel postkantoor? Na navraag wist ik het en op zaterdagochtend vraag ik de chauffeur erheen te rijden, ik moet toch W. even naar een feestje brengen. “Op zaterdag is het postkantoor gesloten. Maar vlakbij het hotel zit een koeriersdienst, zullen we daar naar toe?”. Lijkt me helemaal goed.

Ik word afgezet bij een koeriersbedrijfje een stuk verderop in de straat. Een trap op en daar sta ik voor de open deur. Een kantoor van pak hem beet 3 bij 3, waar een stuk of 8 mannen bezig zijn. Twee mannen zitten te praten aan een bureau waar niets op ligt, eentje zit achter een printer en een aantal mannen staat en zit tussen allerlei pakketten en brieven die in een kast, op een tafel en op de grond liggen. Het is nogal een bende en ik krijg het een beetje benauwd. Hoe krijg ik vanaf hier mijn brief in hemelsnaam veilig in Nederland?

Op mijn vraag of ik een brief naar NL kan verzenden en of ze ook een enveloppe hebben, wordt driftig ja geknikt. Snel wordt er een krukje bij het bureau aangeschoven en de twee mannen aan het bureau beginnen zonder iets te zeggen te bellen. Ik hoor af en toe “Holland” en versta er verder niets van. Blijf maar gewoon rustig afwachten. Als er een verborgen camera had gestaan, had het me niet verbaasd, dit is te grappig.
 “One moment” krijg ik nog te horen en ineens wendt één van de mannen zich naar mij en zegt “1.080 Rupees”. Huh? Meer dan 12 euro voor 1 brief? Ik geef aan dat ik dat wel heel erg veel vind. “1080 Rupees” herhaalt hij nog een keer. Verder niks. Ik grijp deze kans om het kantoortje te verlaten. “Dat vind ik echt te veel, dank u wel!”. 

Vanmiddag dan maar naar het “echte” postkantoor. Kijken wat voor verhaal dat weer oplevert.


zondag 20 oktober 2013

Met de riksja

Als we de jongens een groot plezier willen doen, hoeven we alleen maar een ritje met de auto riksja (de “oto” zoals die hier ook wel wordt genoemd) te regelen. Goed voor een paar minuten plezier, ze vinden het geweldig. Een kick voor (bijna) niks zeg maar. Die geel-groene karretjes rijden af en aan, je hoeft nooit lang te wachten en voor een mooi prijsje word je snel en efficiënt door het verkeer heen geloodst.

En we hadden een goede reden: onze W., die al naar de kapper was geweest voor de verhuizing, is de afgelopen weken op school echt meerdere malen door verschillende docenten naar de toiletruimte verwezen. Om zijn haar even plat te maken met water. Want het zag er niet uit…… Snap best dat je bij een uniform een beetje een fatsoenlijke haardos moet hebben (anders slaat zo’n uniform ook nergens op), maar haren die uit zichzelf gewoon krullen, tja, die tem je niet zomaar.

Maar we waren het zat, de chauffeur was vrij en de kapper zit dichtbij genoeg om met de riksja te gaan. En aangezien hij ook echtgenoot A. al behoorlijk had geknipt, durfden we het wel aan. Daar gingen de jongens en ik op stap (A. had nog wat andere dingen te doen).

Vlak voor het hotel konden we al instappen. How much? 50 Rupees. Dat was een goede prijs, wist ik inmiddels en in zo’n 5 minuten waren we waar we moesten zijn. Een knipbeurt, nog even een beetje rondkijken en weer naar huis.

En toen de terugreis. De riksja rijders willen nog wel eens veel meer vragen als je terug naar huis moet. Helemaal als je lang en blond bent. Op de standplaats, waar zo’n 10 chauffeurs stonden te wachten, liepen we naar de voorste toe (maar dat had net zo goed de achterste kunnen zijn, ze bemoeiden zich allemaal tegelijk met ons). Op mijn vraag "How much?" was het antwoord "200 Rupees"…. Ja, daar ging ik natuurlijk niet mee akkoord. De chauffeur ging niet lager dan 100, ik bleef steken op 70. Dat werd hem niet, dus liepen we verder. Dat hielp natuurlijk, een hele consternatie en uiteindelijk konden we instappen. De chauffeur mompelde nog zacht “80”, ik herhaalde nog een paar keer ferm “70” en toen ging hij rijden.

Bij aankomst bij het hotel kwam hij weer terug op die 80 Rupees, maar daar ging ik niet in mee. Afspraak is afspraak tenslotte.

Tjonge wat was ik trots. Mij houd je niet voor de gek en mij afzetten gaat je ook niet lukken….. Maar dat trotse gevoel bleef maar heel even. Wat voel ik me klein. 10 Rupees, da’s 12 eurocent. Voor mij bijna niets. Voor hem best veel.

Ik vind dit echt een lastige. Het voelt niet goed om altijd en overal te veel te betalen. Alleen omdat we Westerlingen zijn en veel rijker dan zij. Ik wil graag zelf bepalen aan wie en wat ik mijn geld uitgeef.

Aan de andere kant: waarom ook niet? Ben ik niet verplicht om gewoon iets teveel te betalen? Gewoon omdat het kan? Ik het niet mis? En het de ander helpt? Ben benieuwd wat jullie hier van vinden.

woensdag 16 oktober 2013

School-perikelen

Nou zijn onze jongens gelukkig gezegend met een goed stel hersens en is school hun altijd gemakkelijk afgegaan. Da’s ook wel nodig gebleken, nu ze op Indus International School zitten.

Elke maandag krijgen de ouders hier een mail met het huiswerk voor de komende week. Dat dan de maandag erop klaar hoort te zijn. Wel handig, zo’n overzicht voor de hele week. Hoef je niet per dag na te denken wat er af moet zijn: gewoon de hele bulk aan het eind van de week.

Maar het is wel …. laat ik het voorzichtig zeggen…… een beetje veel.

De lagere school voor S. en M. is nog wel te doen.  Ja, S. heeft hier in Grade 5 heel wat meer huiswerk dan hij in Nederland zou hebben in groep 7. Héél wat meer. Maar zodra zijn Engels wat beter is, zal dat geen problemen meer geven.  En ook onze M. in Grade 2 (groep 4) moet flink aan de bak. Rekenen, Taal en Spelling (ze doen hier van die Spelling Tests! Net als in Amerikaanse series!). Maar wát hij moet maken is niet moeilijker dan hij in NL gewend was.

Maar dan komen we bij W. In NL ging hij nét naar de eerste van de middelbare school. Hier komt hij in Grade 7, da’s de tweede klas van de zogeheten Middle School. Waar ze dus in Grade 6 al begonnen zijn met Scheikunde, Natuurkunde, Biologie en …. huiver… Algebra! En waar hij dus een jaar op achter loopt.

Waar ze op de lagere school nog wel rekening houden met het feit dat de jongens net verhuisd zijn, uit een totaal andere cultuur met een heel andere taal, hebben ze daar voor de oudere leerlingen geen boodschap meer aan. Meedoen zullen ze! En natuurlijk gaat het leren van een nieuwe taal wel het snelst als je in het diepe wordt gegooid,  maar toch. De eerste week kwam W. elke dag thuis zonder ook maar íets van de lessen begrepen te hebben en zonder énig idee te hebben wat het huiswerk was (we wisten toen nog niet van die wekelijkse mail). Dus nu zit echtgenoot A. ’s avonds met hem aan tafel, de Scheikunde en Natuurkunde boeken door te nemen. Ik ben meer van de talen, zeg maar. En met Wiskunde kan ik ook nog wel een beetje helpen. Gelukkig maar, want toen W. voor het eerst sommen zag als n2 + 3y = 8 – 5n moest hij toch wel even ferm slikken.  En ook toen hij meteen al een presentatie moest maken, in het Engels uiteraard, waarmee hij de klas enthousiast moet proberen te maken voor een bepaald onderwerp. In het kader van het vak Leadership. Een paar boze en ongelukkige tranen zijn er toen wel gevallen.

Gelukkig heeft hij heel leuke kinderen in zijn klas en is hij al voor 2 feestjes uitgenodigd. Dus hij gaat ’s ochtends nog best opgewekt naar school. Maar van “het beste jongetje van de klas” naar “werkelijk géén idee” is wel even wennen.


dinsdag 8 oktober 2013

De toerist uit hangen

Met de kinderen op school en de echtgenoot op het werk, dacht ik “En wat zal ik nou eens gaan doen?”. Met boodschappen halen, bloggen en schooluniformen ruilen ben je ook nog wel een keer klaar.

En toen moest ik denken aan buurman H. uit B. Afgelopen zomer was hij voor zijn werk in Bangalore en toen is hij de grote Shiva tempel gaan bezoeken, een must volgens de chauffeur die hem die week rondreed. Dat leek me nou een leuk tijdverdrijf en daar ging het vanochtend, in de auto richting de stad, richting de tempel.

Nou is het spitsuur hier niet om 7 uur ’s ochtends, maar van ongeveer 10.00 tot 12.00. En dan weer van 14.00 tot 18.00 geloof ik, maar dat is een ander verhaal. We hebben dus zo’n 45 minuten gereden over een luttele 9 kilometer, maar toen waren we er ook.

Ik ging naar binnen en kocht een kaartje. Of eigenlijk: 3 kaartjes. Eén voor de rondgang, één om foto’s te mogen maken en één voor de opslag van mijn slippers. Want in een tempel loop je op blote voeten. Ergens kreeg ik toch wel het idee dat dit niet zomaar een heilige plek was. Dit was een heilige plek waar véél geld werd verdiend.

Eerst kreeg ik een kommetje met een heleboel muntjes. Die moest ik al chantend in een heleboel verschillende bakjes doen, de een na de ander, langs een wandelpad. Het touwtje dat ik erbij kreeg mocht aan de trapleuning naar boven geknoopt worden, onder het doen van een wens. Een medewerkster zag me een beetje onbeholpen om me heen kijken en kwam me helpen. Ze nam mijn entreekaart in de hand en wenkte me mee. Ze vertelde ook nog van alles, maar dat heb ik allemaal niet kunnen verstaan (ervan uitgaande dat het wel Engels was dat ze sprak).

Het kaartje van de rondgang was een soort strippenkaart: voor elk handeling, elk gebed, werd er een strookje afgehaald. Dat deed deze vriendelijke mevrouw voor me. In een noodvaart liepen we langs allerlei beelden, gebeden en mocht ik van alles uitvoeren: mijn hand boven een kaars houden en dan mijn hoofd aanraken, een kaars in het water laten wegdrijven, een paar rondjes om een beeld lopen en nog veel meer. Ook het enorme Shiva beeld (65 feet high) mocht ik nog even aanraken en bekijken, de mevrouw zette me nog her en der op de foto (hoe ongemakkelijk kun je kijken?). En toen was de strippenkaart op.

Of ik nog geld had voor een donatie? Ze hadden 3 ziekenhuizen voor de allerarmsten, waar deze mensen gratis zorg kunnen krijgen. Natuurlijk had ik hier wel een donatie voor. Kreeg toen ook meteen een tweede gratis cd in de handen gedrukt (wat me wel wat zorgen baarde: hoeveel teveel had ik gedoneerd?).

Na de uitgang (het leek net een echt museum) moest je nog even door een lange gang met kraampjes, voor je weer op straat stond. En in die gang, bij één van de kraampjes, heb ik mijn allereerste beeldje gekocht. Van Ganesh, de zoon van Shiva. Een lieflijk beeldje, dat straks een plekje krijgt in onze puja room, het altaar dat elk huis hier heeft.





donderdag 3 oktober 2013

Buikpijn

Hoe vaak hebben we dat nou al gehad? Een eerste schooldag op een nieuwe school?

Onze W. was amper 3 jaar oud en daar stapte hij dapper voor het eerst de school binnen. De Poznań British International School, zonder een woord Engels of Pools te kennen. Of eigenlijk, met slechts 2 woorden in zijn vocabulaire: pipi en szuszu (drie keer raden wat die betekenen, hadden we hem voor de zekerheid maar geleerd). En daar ging het mannetje. Eerlijk gezegd vond ik het een stuk spannender dan hij en ook op school was er niet bijzonder veel aandacht. “Eerste dag? Okay prima. Dág, tot vanmiddag”. Slik…
Blij zwaaide W. me uit. Blij was hij ook toen ik hem in de loop van de middag weer op haalde. Niets aan het handje. Toen broer S. 1,5 jaar later voor het eerst naar dezelfde school ging, was het een stuk eenvoudiger. Ik wist dat ik geen buikpijn hoefde te hebben.

Een paar jaar later, de eerste schooldag in Nederland. Spannend vond ik het weer: hoe zouden W. en S. inpassen in de klassen die al een tijdje bestonden? Hoe zou W. , die de belangrijke groep 3 had gemist, het oppakken? De jongens gingen huppelend naar school en kwamen huppelend weer thuis. Toen M. 2 jaar later naar dezelfde school ging, was het een stuk eenvoudiger. En had ik door dat ik geen buikpijn hoefde te hebben.

Een paar weken geleden. W. voor het eerst naar de middelbare school. Voor 3 weken, want daarna gingen we al verhuizen. Zou hij het leuk vinden? Een beetje pret op schoolkamp hebben? Na dag 1 had W. het alleen over de nieuwe schoenen die hij nodig had. “Maar hoe wás het nou, de eerste schooldag?” “Oh, hartstikke gaaf!”. Op kamp heeft hij genoten en op de allerlaatste dag van die 3 weken had zijn klas een heel lief afscheid voor hem georganiseerd. Hij had zelfs al een paar vrienden gemaakt. En dat van die buikpijn, dat snapte ik inmiddels wel.

Tot vanochtend.

W. en S. zagen wel uit naar hun nieuwe school. Heel spannend maar ook heel leuk. Op de campus werd S. meteen aangesproken door een jongen bij wie hij vorige week in de klas had mogen rondkijken. “Hi, I remember you. You’d better be in grade 5B! Would be nice!” En ja hoor, S. zit in grade 5B. Dat gaat wel loslopen. En grote W. kon het wel alleen af, die hoefde ik niet naar zijn klaslokaal te brengen.  

Maar dan onze kleine M. (de jongste blijft altijd klein). Zó spannend vond hij het. Hij kon er vannacht slecht van slapen. Want hij kan nog geen Engels en weet niet hoe en wat en hij dóet het allemaal zo graag goed. Eenmaal in de klas (waar meteen een jongetje opsprong die zijn buddy wilde zijn de eerste weken), probeerde hij met heel veel moeite zijn tranen tegen te houden. Wat niet lukte…

En deze moeder zit dus voor de zoveelste keer met buikpijn op de bank. Een kop thee erbij, beetje schrijven, beetje lezen, beetje Facebooken….. te wachten tot ze de jongens weer op mag halen vanmiddag. 

woensdag 2 oktober 2013

De gewone Indiër

In het boekje Cultuur Bewust! India staan erg handige dingen. In Bij de Indiërs thuis wordt verteld dat het heel normaal is om met 3 en soms wel 4 generaties van een familie in één huis te wonen. “Het dagelijkse leven in India kenmerkt zich door een volkomen gebrek aan privacy en concepten als ‘een eigen plek’ zijn de meeste indiërs totaal onbekend. Een woord voor privacy ontbreekt dan ook in de Indiase talen.” Oh gruwel!

En in Houding tegenover buitenlanders: “De mensen vinden dat het van beleefdheid getuigt om in het openbaar een gesprek met u te beginnen. Binnen 10 minuten weten ze alles van u – wat uw naam is, welk werk u doet, wat u verdient, waar u woont, of u getrouwd bent en zo niet, waarom niet enzovoort.”  Tja, je kunt het maar beter weten, niet waar?

Lastig vind ik het om een beeld te krijgen van hoe de “gewone” Indiër woont. Is die er wel, de “gewone” Indiër? Volgens het boekje van hierboven heeft India een middenklasse van ca. 300 miljoen inwoners, met een levensstandaard zoals wij in Europa. Nog eens 300 miljoen Indiërs probeert in leven te blijven onder de armoedegrens (en slaagt daar net of niet in). De groep daartussen heeft een redelijk inkomen en komt met wat kunst- en vliegwerk net rond (de gewone Indiër?). En een heel klein deel van de bevolking is schathemeltjerijk.

Vanochtend weer eens een ommetje gemaakt. Om een beeld te krijgen: ons hotel (en ook de compound waar we gaan wonen, hier vlakbij) staat aan een grote doorgaande weg (Varthur Main Road) die rechtstreeks naar het centrum leidt. Aan weerszijden van de weg is ontzettend veel bedrijvigheid. Grotere winkels, restaurants en appartementencomplexen, maar ook werkplaatsen van 2 bij 2 vierkante meter, slagerijen van net zo groot (waar de karkassen ongekoeld aan haken in het plafond hangen) en rietvlechtende mannen die stoelen, tafels en zelfs bedden in elkaar knopen. Op straat, zonder werkplaats. De zijstraten zijn een soort dorpsstraatjes en daar wonen al deze mensen. De gewone Indiërs dus waarschijnlijk. Huizen aan onverharde wegen, zonder stromend water of riolering. Er staan watertanks op straat waar ze hun emmers kunnen vullen. Winkeltjes, tempels, vrouwen die de was op de stenen doen. Even verder doorlopen, richting het meer (Varthur lake, voor de Googelaars onder jullie) veranderen de stenen huizen ineens in plastic onderkomens.

En daar liepen we dus vanochtend. Flink aangestaard, maar we ploegden dapper voort. En toen stond daar ineens een grote geestelijk gehandicapte jongen. Die ongelooflijk blij en enthousiast op ons af stapte, handen schudde met de jongens, zijn arm om mijn schouders sloeg en gezellig een stukje mee wilde lopen. Toen zag hij echtgenoot A. en hij plantte zijn blijde wijd opengesperde mond, vol slijm en andere viezigheid, op de blote arm van A. Die zacht gezegd not amused was. Iedereen keek glimlachend toe terwijl wij uit de armen van deze vriendelijke en o zo aanhankelijke reus probeerden te komen. Wat uiteindelijk met veel moeite lukte.

Even later, bij een kleine Westerse supermarkt aan de hoofdstraat, snel naar binnen gewipt voor twee pakken melk en wat yoghurt. Om er bij de kassa achter te komen dat ik geen geld in de fototas had gestopt. “Geen geld bij je? Kom maar hier, ik hoorde jullie Nederlands praten”. Voor ons stond een andere expat vrouw uit Nederland, die onze spullen graag voor ons afrekende. Voor een bedrag waar een niet zo rijke Indiër misschien wel anderhalve dag van moet rondkomen met zijn gezin. Het blijft bizar, deze twee werelden zo dicht bij elkaar.