Gisteren was ik er weer, in de sloppenwijk van het 3D-project. Een project, waarbij een gemeenschap integraal wordt geholpen op eigen benen te
staan. En zoals altijd kwam ik weer stil thuis.
Ik ben slechts één van de vele vrijwilligers die zich inzet voor de
mensen van Janakiram. Ik doe het nog maar net en ook nog niet heel veel. Ben er
niet wekelijks, zoals vele andere (veelal expat-) vrouwen. Week in week uit besteden
ze uren van hun tijd om de mensen daar Engels te leren, de kleine kinderen op
te vangen in de crèche, de oudere kinderen aan te melden op school, de vrouwen te
leren naaien en een summer school te
organiseren voor 200 scholieren.
Gisteren hadden I en ik zo’n 5 kwartier in de auto gezeten voor de
maandelijkse vrijwilligers vergadering. Eenmaal aangekomen kregen we een
telefoontje: de vergadering ging niet door. En stiekem deed het me op dat
moment niet zo veel. Dit soort plannen wijzigt hier wel vaker, kan gebeuren. Nu
hadden we tijd om afspraken te maken over het werk van de crèche leidsters, 2 andere crèches te bezoeken en de nieuwe locatie van de second hand shop te bekijken. Om mijn bezoek volgende week aan enkele vrouwen zelf-hulp-groepen te plannen en nog wat tassen
(daar geproduceerd van recycling materiaal) te kopen voor het thuisfront.
En als ik dan mee ben met die vrouwen, die daar wekelijks komen, valt
het me elke keer weer op hoe ongedwongen ze zich bewegen tussen de mensen daar.
En hoe weinig ongedwongen ik zelf nog ben. Ik zie ons gewoon lopen, vanaf een
afstandje. Twee grote blanke Westerse vrouwen tussen die kleine huizen. Een
stuk kleiner en donkerder dan onze slaapkamer. En daar wonen ze dan
met ik weet niet hoeveel mensen. Oh, wat zit ik dan in mijn hoofd als ik daar
rond loop, wat denk ik veel. “Hi ma’am!” roepen de kinderen blij, we zingen
liedjes in de crèche, krijgen overal stoelen aangeboden. En alleen daar, tijdens
het liedjes zingen, staat het hoofd even stil.
Wat me gisteren zo raakte was het gebrek aan privacy en koelte. Geen
aparte kamers voor de verschillende familieleden, niet eens een apart hoekje.
En zodra je op straat staat, bots je tegen je buren op. En tegen de geiten, de
honden, de kippen. De huizen van de medebewoners. Geen plek om je even terug te
trekken, om even lekker met een boek op een stoel te hangen. Of om even onder
de ventilator te zitten. Het is veel en vol en warm.
’s Avonds aan tafel vertelde ik er over aan onze jongens. Ze willen
graag eens mee. Jammer dat de zomervakantie voor de Indiase scholen eerder is
dan die voor de internationale, anders hadden ze mooi kunnen meehelpen met de summer school.
Maar misschien ga ik wel in overleg met de juffen, bedenk ik me nu ter
plekke en neem ik ze eens mee een hele dag. Kunnen ze ons helpen en spelletjes
doen met de kinderen daar. Zul je zien dat zij zich meteen thuis voelen en veel
minder last hebben van de grote verschillen dan ik.