Zodra ik ergens een jaar of 3 woon, gaat het weer kriebelen. Wil ik iets
nieuws, iets anders. Een nieuwe omgeving, een ander uitzicht, nieuwe avonturen.
Ik hecht niet zo aan één plaats. Zoals echtgenoot A. het ooit zo mooi
verwoordde “Waar jij je jas hangt, ben je thuis”.
Ook om spullen geef ik niet heel veel. Houd best van mooie dingen en geef daar ook
wel geld aan uit, maar gooi of geef ook gemakkelijk weg. En wat ik heb, moet wel
gebruikt worden. Voor de sier, daar doe ik niet aan.
Een mooie schaal uit Polen die kapot valt? Jammer ja, maar het is niet anders. Boeken die ik al gelezen heb (met
uitzondering van die speciale), mogen naar een ander. Heeft die er ook wat aan.
Liever dus de boel veel gebruiken en af en toe verliezen. Liever spullen
doorgeven dan dat het staat te verstoffen in een kast. Mijn herinneringen zitten voornamelijk in mij,
niet in mijn spullen (herkenbaar, mam?).
Maar nu. Ik heb nog nooit zo erg als nu verlangd naar mijn spullen. Naar
mijn eigen bank, mijn eigen schilderijen, mijn eigen handdoeken, zelfs naar
mijn eigen achterlijke plastic vergiet. Naar mijn boeken, mijn foto’s, mijn
bureau. Mijn bed, mijn weegschaal, mijn kleren.
Eigenlijk verlang ik gewoon naar een thuis. Een plek van mij, van ons.
Waar het fijn is, warm en vertrouwd. Waar ik kan beginnen met het
gezellig te maken (ja, oer-Hollands “gezellig”). En ik realiseer me ontzettend
goed dat dit een luxe probleem is. We zitten niet slecht in ons tijdelijke
appartement. Wat zeg ik, we zitten riant in ons tijdelijke appartement. Maar
het is niet van ons.
Het is me weer heel duidelijk geworden waarom ik wél van verhuizen houd
en wél graag in het buitenland woon, maar geen mens ben voor een wereldreis. Ja graag, die nieuwe omgeving, dat andere uitzicht, die nieuwe avonturen. Maar na een week of wat wil ik wel settelen, een nest bouwen, thuis
zijn. Ook al is dat steeds maar voor een paar jaar.