In het boekje Cultuur Bewust! India staan erg handige
dingen. In Bij de Indiërs thuis wordt
verteld dat het heel normaal is om met 3 en soms wel 4 generaties van een
familie in één huis te wonen. “Het dagelijkse leven in India kenmerkt zich door
een volkomen gebrek aan privacy en concepten als ‘een eigen plek’ zijn de
meeste indiërs totaal onbekend. Een woord voor privacy ontbreekt dan ook in de
Indiase talen.” Oh gruwel!
En in Houding
tegenover buitenlanders: “De mensen vinden dat het van beleefdheid getuigt
om in het openbaar een gesprek met u te beginnen. Binnen 10 minuten weten ze
alles van u – wat uw naam is, welk werk u doet, wat u verdient, waar u woont,
of u getrouwd bent en zo niet, waarom niet enzovoort.” Tja, je kunt het maar beter weten, niet waar?
Lastig vind ik het om een beeld te krijgen van hoe de
“gewone” Indiër woont. Is die er wel, de “gewone” Indiër? Volgens het boekje
van hierboven heeft India een middenklasse van ca. 300 miljoen inwoners, met
een levensstandaard zoals wij in Europa. Nog eens 300 miljoen Indiërs probeert
in leven te blijven onder de armoedegrens (en slaagt daar net of niet in). De
groep daartussen heeft een redelijk inkomen en komt met wat kunst- en vliegwerk
net rond (de gewone Indiër?). En een heel klein deel van de bevolking is schathemeltjerijk.
Vanochtend weer eens een ommetje gemaakt. Om een beeld te
krijgen: ons hotel (en ook de compound waar we gaan wonen, hier vlakbij) staat
aan een grote doorgaande weg (Varthur Main Road) die rechtstreeks naar het
centrum leidt. Aan weerszijden van de weg is ontzettend veel bedrijvigheid.
Grotere winkels, restaurants en appartementencomplexen, maar ook werkplaatsen van 2 bij 2 vierkante
meter, slagerijen van net zo groot (waar de karkassen ongekoeld aan haken in
het plafond hangen) en rietvlechtende mannen die stoelen, tafels en zelfs
bedden in elkaar knopen. Op straat, zonder werkplaats. De zijstraten
zijn een soort dorpsstraatjes en daar wonen al deze mensen. De gewone Indiërs dus waarschijnlijk. Huizen aan
onverharde wegen, zonder stromend water of riolering. Er staan watertanks op
straat waar ze hun emmers kunnen vullen. Winkeltjes, tempels, vrouwen die de
was op de stenen doen. Even verder doorlopen, richting het meer (Varthur lake,
voor de Googelaars onder jullie) veranderen de stenen huizen ineens in plastic
onderkomens.
En daar liepen we dus vanochtend. Flink aangestaard, maar we
ploegden dapper voort. En toen stond daar ineens een grote geestelijk
gehandicapte jongen. Die ongelooflijk blij en enthousiast op ons af stapte, handen
schudde met de jongens, zijn arm om mijn schouders sloeg en gezellig een stukje
mee wilde lopen. Toen zag hij echtgenoot A. en hij plantte zijn blijde wijd
opengesperde mond, vol slijm en andere viezigheid, op de blote arm van A. Die
zacht gezegd not amused was. Iedereen keek glimlachend toe terwijl wij uit de
armen van deze vriendelijke en o zo aanhankelijke reus probeerden te komen. Wat
uiteindelijk met veel moeite lukte.
Even later, bij een kleine Westerse supermarkt aan de
hoofdstraat, snel naar binnen gewipt voor twee pakken melk en wat yoghurt. Om er bij de kassa
achter te komen dat ik geen geld in de fototas had gestopt. “Geen geld bij je? Kom
maar hier, ik hoorde jullie Nederlands praten”. Voor ons stond een andere
expat vrouw uit Nederland, die onze spullen graag voor ons afrekende. Voor een
bedrag waar een niet zo rijke Indiër misschien wel anderhalve dag van moet
rondkomen met zijn gezin. Het blijft bizar, deze twee werelden zo dicht bij
elkaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten