woensdag 2 oktober 2013

De gewone Indiër

In het boekje Cultuur Bewust! India staan erg handige dingen. In Bij de Indiërs thuis wordt verteld dat het heel normaal is om met 3 en soms wel 4 generaties van een familie in één huis te wonen. “Het dagelijkse leven in India kenmerkt zich door een volkomen gebrek aan privacy en concepten als ‘een eigen plek’ zijn de meeste indiërs totaal onbekend. Een woord voor privacy ontbreekt dan ook in de Indiase talen.” Oh gruwel!

En in Houding tegenover buitenlanders: “De mensen vinden dat het van beleefdheid getuigt om in het openbaar een gesprek met u te beginnen. Binnen 10 minuten weten ze alles van u – wat uw naam is, welk werk u doet, wat u verdient, waar u woont, of u getrouwd bent en zo niet, waarom niet enzovoort.”  Tja, je kunt het maar beter weten, niet waar?

Lastig vind ik het om een beeld te krijgen van hoe de “gewone” Indiër woont. Is die er wel, de “gewone” Indiër? Volgens het boekje van hierboven heeft India een middenklasse van ca. 300 miljoen inwoners, met een levensstandaard zoals wij in Europa. Nog eens 300 miljoen Indiërs probeert in leven te blijven onder de armoedegrens (en slaagt daar net of niet in). De groep daartussen heeft een redelijk inkomen en komt met wat kunst- en vliegwerk net rond (de gewone Indiër?). En een heel klein deel van de bevolking is schathemeltjerijk.

Vanochtend weer eens een ommetje gemaakt. Om een beeld te krijgen: ons hotel (en ook de compound waar we gaan wonen, hier vlakbij) staat aan een grote doorgaande weg (Varthur Main Road) die rechtstreeks naar het centrum leidt. Aan weerszijden van de weg is ontzettend veel bedrijvigheid. Grotere winkels, restaurants en appartementencomplexen, maar ook werkplaatsen van 2 bij 2 vierkante meter, slagerijen van net zo groot (waar de karkassen ongekoeld aan haken in het plafond hangen) en rietvlechtende mannen die stoelen, tafels en zelfs bedden in elkaar knopen. Op straat, zonder werkplaats. De zijstraten zijn een soort dorpsstraatjes en daar wonen al deze mensen. De gewone Indiërs dus waarschijnlijk. Huizen aan onverharde wegen, zonder stromend water of riolering. Er staan watertanks op straat waar ze hun emmers kunnen vullen. Winkeltjes, tempels, vrouwen die de was op de stenen doen. Even verder doorlopen, richting het meer (Varthur lake, voor de Googelaars onder jullie) veranderen de stenen huizen ineens in plastic onderkomens.

En daar liepen we dus vanochtend. Flink aangestaard, maar we ploegden dapper voort. En toen stond daar ineens een grote geestelijk gehandicapte jongen. Die ongelooflijk blij en enthousiast op ons af stapte, handen schudde met de jongens, zijn arm om mijn schouders sloeg en gezellig een stukje mee wilde lopen. Toen zag hij echtgenoot A. en hij plantte zijn blijde wijd opengesperde mond, vol slijm en andere viezigheid, op de blote arm van A. Die zacht gezegd not amused was. Iedereen keek glimlachend toe terwijl wij uit de armen van deze vriendelijke en o zo aanhankelijke reus probeerden te komen. Wat uiteindelijk met veel moeite lukte.

Even later, bij een kleine Westerse supermarkt aan de hoofdstraat, snel naar binnen gewipt voor twee pakken melk en wat yoghurt. Om er bij de kassa achter te komen dat ik geen geld in de fototas had gestopt. “Geen geld bij je? Kom maar hier, ik hoorde jullie Nederlands praten”. Voor ons stond een andere expat vrouw uit Nederland, die onze spullen graag voor ons afrekende. Voor een bedrag waar een niet zo rijke Indiër misschien wel anderhalve dag van moet rondkomen met zijn gezin. Het blijft bizar, deze twee werelden zo dicht bij elkaar.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten